Gedragscode ter preventie van seksuele intimidatie

Met name voor trainers, coaches & begeleiders

Deze gedragscode geeft regels en aanbevelingen waaraan trainers, coaches en begeleiders zich in hun dagelijkse werk dienen te houden. Allen hebben de plicht om alles te doen wat de geestelijke, sociale en lichamelijke integriteit van de sporter kan waarborgen en alles na te laten wat die integriteit schade kan berokkenen.

Het is onmogelijk een opsomming te geven van wat wel en niet mag, juist omdat de grenzen van persoon tot persoon verschillen. Dat maakt het ook ingewikkeld. Maar over sommige dingen zijn we het wel eens. Bijvoorbeeld dat een volwassen sportleider geen seksuele relaties met minderjarige sporters mag aanknopen. Ook niet als de sporter dat zelf zou willen! Net zoals leraren op school dat niet mogen met hun leerlingen. Als je prettig met elkaar omgaat in een gelijkwaardige relatie, kunnen grapjes of aanrakingen best gewenst zijn. Dan is er ook geen probleem. Het wordt anders als er opmerkingen worden gemaakt die net iets te ver gaan. Daarbij hoeft niet altijd sprake te zijn van boze opzet. Een grapje kan onbedoeld toch kwetsend overkomen. Bijna iedereen kan zich er wel iets bij voorstellen.

Aan alle (jeugd)trainers, leden van de jeugdcommissie en jeugdkampbegeleiding zal een Verklaring Omtrent Gedrag worden gevraagd.

Het NOC*NSF heeft ter preventie van seksuele intimidatie een aantal gedragsregels opgesteld. Deze 11 gedragsregels zijn van belang voor iedereen die aan sport doet.

De 11 gedragsregels ter preventie van seksuele intimidatie in de sport:

1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt (om te bewegen).

De sporter moet als mens worden gerespecteerd. Er mag geen onderscheid worden gemaakt naar of nadruk worden gelegd op godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, culturele achtergrond, leeftijd, lichamelijke kenmerken of burgerlijke staat. Dat betekent dat de sporter zich zowel tijdens het sporten maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld in de kleedruimtes, veilig moet voelen en het gevoel moet hebben dat hij zich - letterlijk - vrij kan bewegen.

2. De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast, én verder in het privé-leven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel.

Hierbij gaat het erom dat de begeleider niet onnodig binnendringt in het privé-leven van de sporter, bijvoorbeeld door er vragen over te stellen, afspraken te maken, contact op te nemen enzovoort.

3. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel (machts)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de sporter.

De begeleider mag zijn specifieke situatie en relatie niet gebruiken voor doeleinden ten eigen nutte die in strijd zijn met zijn verantwoordelijkheid voor de sporter of die de grenzen van de relatie overschrijden.

Grensoverschrijdend kan bijvoorbeeld zijn:

  • Bevrediging van eigen seksuele en/of agressieve verlangens.
  • Een seksueel/erotisch geladen sfeer scheppen.
  • De sporter op een niet-functionele wijze bekijken, waarbij de ogen gericht zijn op de geslachtskenmerken.
  • Met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van de sporter.
  • Vormen van aanranding.

Exhibitioneren.

In de (professionele) relatie met de sporter kunnen bij beiden gevoelens ontstaan die zich niet verhouden met de relatie tot het trainen, begeleiden en dergelijke. Deze gevoelens kunnen bijvoorbeeld zijn: verliefdheid, afkeer of agressie. Beide partijen moeten alert zijn op deze gevoelens. De begeleider moet - zelfs als de sporter dat verlangt of daartoe uitnodigt - dan ook niet metterdaad ingaan op seksuele en/of al dan niet agressieve toenaderingspogingen, dan wel dergelijke toenaderingspogingen zelf ondernemen. Seksuele handelingen en (geforceerde) seksuele relaties tussen begeleider en sporter worden zeer sterk afgeraden.

Door partijen moeten zo snel mogelijk maatregelen worden genomen om te voorkomen dat deze 'relatie' zich in welke vorm dan ook ontwikkelt. Hierbij kan gedacht worden aan verbreking van één van de twee verhoudingen: de seksuele relatie of de begeleidingsrelatie.

4. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de begeleider en de jeugdige sporter tot zestien jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.

Tussen volwassenen en jeugdigen is sprake van een natuurlijk overwicht. Het natuurlijke overwicht van de 'dader' en angst voor de gevolgen maken het vele malen moeilijker om hem 'lik op stuk' te geven bij ongewenst gedrag.

Al dan niet jeugdige sporters die op het moment zelf wel positief staan tegenover seksueel contact, bijvoorbeeld omdat zij verliefd zijn op de begeleider, realiseren zich vaak pas achteraf dat bij het gebeurde vele vraagtekens zijn te plaatsen. Veelal blijkt dan dat hun eventuele instemming op dat moment niet 'echt' was.

5. De begeleider mag de sporter niet op een zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten.

Uitgangspunt is dat de sporter het als seksueel intimiderend ervaart. Dit kan bijvoorbeeld zijn:

  • bij begroeten of afscheid nemen te lang de hand vasthouden;
  • iemand naar je toe trekken om te kussen;
  • zich tegen de sporter aandrukken;
  • andere ongewenste aanrakingen.

De begeleider dient ervoor te zorgen dat daar waar lichamelijk contact noodzakelijk en functioneel is voor de sportbeoefening, dit contact of deze aanrakingen nooit verkeerd - in de zin van seksueel intimiderend - kan worden geïnterpreteerd.

6. De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte verbale intimiteiten.

Hierbij kan worden gedacht aan:

  • seksueel getinte opmerkingen en insinuaties, zoals grove taal en schuine moppen, onder het mom van 'dat moet kunnen';
  • het stellen van niet-functionele vragen - vaak onnodig in detail - over het seksleven van de sporter, bijvoorbeeld over masturbatie, frequentie en vormen van vrijen.

7. De begeleider zal tijdens training(sstages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter en de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleedkamer of de hotelkamer.

Gereserveerd en met respect omgaan met de sporter betekent bijvoorbeeld dat:

  • de begeleider en de sporter bij voorkeur niet met z'n tweeën op reis gaan, maar met bijvoorbeeld een extra begeleider of meerdere sporters;
  • de begeleider en sporter in ieder geval niet op één kamer slapen;
  • de sporter bij voorkeur niet alleen thuis bij de begeleider wordt ontvangen.
  • Gereserveerd en met respect omgaan met de ruimtes waarin de sporter zich kan bevinden, betekent dat de sporter zich daar veilig moet voelen, zijn privacy gewaarborgd is en sociale controle niet is uitgesloten. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan:
  • niet zonder aankondiging de kleedkamer of de hotelkamer betreden;
  • de deur open laten staan na het binnentreden, tenzij duidelijk is dat beiden behoefte hebben aan een zekere privacy;
  • gesprekken dan wel overleg met de sporter niet in de kleedkamer of de hotelkamer houden, maar in een niet-intieme ruimte. Een uitzondering wordt uiteraard gemaakt voor het coachen tijdens wedstrijden; dan is het veelal noodzakelijk zich ergens rustig terug te trekken.

8. De begeleider heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (machts)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie.

Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen.

Binnen zijn mogelijkheden heeft de begeleider de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van de sporter. De begeleider zal de daarvoor redelijke en noodzakelijke maatregelen moeten nemen ter voorkoming van lichamelijke en geestelijke schade en misbruik, veroorzaakt door seksuele intimidatie.

De begeleider zal moeten samenwerken met bijvoorbeeld jeugdconsulenten, vertrouwenspersonen of ouders of hen van informatie voorzien. De begeleider zal feiten van vertrouwelijke aard, aan hem toevertrouwd, te allen tijde dienen te respecteren. Er zullen slechts mededelingen aan derden worden gedaan - indien enigszins mogelijk in overleg met de sporter - wanneer de begeleider ervan overtuigd is dat de belangen van de sporter of zijn omgeving hiermee zullen zijn gediend.

9. De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen.

De begeleider aanvaardt ook geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding staan tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering Door vergoedingen dreigen de objectiviteit van het handelen en de onafhankelijke positie van de begeleider dan wel de sporter in het gedrang te komen. Hierdoor kan een voedingsbodem ontstaan voor seksuele intimidatie en seksueel misbruik.

10. De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels door iedereen die betrokken is bij de sporter worden nageleefd.

  • Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken. De begeleider heeft een voorbeeldfunctie. Hij zal maatregelen moeten nemen op het moment dat hij grensoverschrijdend gedrag constateert.
  • In eerste instantie dient hij de betreffende persoon erop aan te spreken. In tweede instantie het bevoegde gezag, dat wil zeggen het bestuur van een sportvereniging of sportbond of de directie daarvan. De sporter zal ook geholpen moeten worden. De begeleider kan hem bijvoorbeeld verwijzen naar een vertrouwenspersoon of hem helpen een klacht in te dienen.

11. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.

Dit betekent dat de begeleider ook alert moet zijn op gedragingen die niet direct seksueel intimiderend zijn, maar wel als grensoverschrijdend worden ervaren. Ook in dit geval dienen door hem passende maatregelen te worden genomen, zoals het aanspreken van de betreffende persoon.